“Architectuur en natuur zijn de laatste jaren een steeds vanzelfsprekender relatie met elkaar aangegaan. Ecologie, bouw en architectuur zijn echt naar elkaar toegegroeid. Dan is het handig als je over kennis van zaken op al deze drie terreinen kunt beschikken. Door naar de architectuur en de constructie van een gebouw te kijken ben je in staat om voor dat gebouw en in die omgeving de meest geschikte en zinvolle ecologische maatregelen in het ontwerp mee te nemen. Dat leidt tot extra kwaliteit.
Architecten hebben daarom ook een belangrijke rol in het natuurinclusief krijgen van gebouwen. De opdrachtgever is natuurlijk eindverantwoordelijk, maar als architect kun je wel degelijk het idee aandragen en mensen enthousiasmeren. Geef het op zijn minst als optie mee, dan ben je al een heel eind. Veel architecten doen dat niet eens.”
Verhaal is belangrijk
“Je zou daarnaast ook kunnen aangeven waarom het belangrijk is: niet uit liefde voor de natuur, maar uit bescherming van onszelf en onze kinderen. Een stad met vogels, vleermuizen en insecten is zoveel interessanter dan een stad zonder natuurlijk leven. Architecten zijn opgeleid om daar met opdrachtgevers over te praten. In dat gesprek kunnen ze dit soort zaken gewoon standaard meenemen.
Op die manier nemen ze meteen een voorschot op de toekomst. Want het is slechts een kwestie van tijd voordat het Bouwbesluit met natuurinclusieve maatregelen zal worden uitgebreid. Toegankelijkheid was toen ik als architect begon geen issue; nu is het volstrekt normaal om daar aandacht aan te besteden. Ik hoop dat hetzelfde met natuurinclusief bouwen gebeurt. Dat het in het Bouwbesluit wordt opgenomen en voortaan als het nieuwe normaal zijn weg vindt in de praktijk van bouwers en ontwerpers. Als dat gebeurt hebben we heel veel problemen voor vogels en vleermuizen opgelost.”
Natuurinclusief verouderen
“Soms wordt wel eens gesuggereerd dat natuurinclusiviteit de kwaliteit van het architectonisch ontwerp aantast of een bedreiging vormt. Het tegendeel is het geval. Natuurinclusiviteit kan juist een verrijking zijn. Door zo goed mogelijk rekening te houden met de natuur kun je gebouwen mooier maken.
Het leidt evenmin tot een aantasting van de integriteit van het gebouw of de daarin verwerkte materialen. Je kunt bijvoorbeeld gebouwen zo ontwerpen, dat ze alleen maar mooier worden naarmate ze verouderen en verweren. Dat is tegen de draad van het modernistische bouwen, in het kader waarvan ooit bedacht is dat een gebouw direct na oplevering op zijn mooist is en dat je ervoor moet zorgen dat dat ook zo blijft.
Zelf ben ik er juist voorstander van, dat gebouwen weer mooi moeten kunnen verouderen. Dan passen de natuurinclusieve maatregelen er pas echt perfect in. Wat dat betreft hoop ik op een omslag, ook in het architectuuronderwijs. Dankzij de populariteit van natuurinclusief bouwen ontstaan er duidelijk nieuwe kansen in dat opzicht.”
Nergens doen zich méér kansen voor om structureel beschermingsmaatregelen toe te passen voor stadsvogels en vleermuizen dan bij nieuwbouw.
Gierzwaluwen, huismussen en verschillende soorten vleermuizen maken dankbaar gebruik van ruimtes in gebouwen. Maar welk plekje is het meest geschikt voor wie?
Een woning is prima aantrekkelijk te maken voor vleermuizen. In het ontwerp zijn uiteenlopende maatregelen mogelijk om verblijfplaatsen voor vleermuizen te creëren.
Loze ruimte in de overstek, gootbekisting of andere ruimten aan het gebouw kan gemakkelijk geschikt worden gemaakt voor huisbewonende vogelsoorten als gierzwaluwen of huismussen.