Waar water is, is leven. Maar als het water begrensd wordt door harde kades of damwanden, krijgt dat leven weinig kans. Vissen kunnen er geen eitjes afzetten, planten kunnen er niet wortelen, dieren kunnen er niet in en uit. Wie biodiversiteit wil, kiest voor een natuurlijke oever. Timmermans: “Bij een zachte overgang van onderwater naar land vormt zich op deze gradiënt een biotoop die onder water of op het land niet voorkomt.” De begroeiing van riet en moerasplanten biedt dekking en nestplaatsen voor bijvoorbeeld de meerkoet, fuut en kleine karekiet. Je kunt er amfibieën zien, ringslangen, libellen en veel kleine ongewervelde dieren, die voedsel zijn voor vogels en vissen. “Afhankelijk van waar je bent, wat de ondergrond is en of het water zout, zoet of brak is, ontstaan verschillende habitats met verschillende flora en fauna. En hoe flauwer je de helling maakt, hoe groter de biotoop wordt”
Timmermans is auteur van verschillende boeken over stadsnatuur, hij doet onderzoek op het gebied van natuurinclusiviteit met de Universiteit van Amsterdam, en hij is gepensioneerd stadsecoloog van Amsterdam. Hij laat graag wat voorbeelden zien van oevers in ‘zijn’ stad die natuurvriendelijk zijn gemaakt. “Een nieuwe oever maak je meteen natuurinclusief; daar is inmiddels iedereen wel van overtuigd. Maar vroeger werden ze heel technisch ingericht op andere functies: een boot aanleggen, golfslag weerstaan, het achterland beschermen. Hoe maak je die natuurvriendelijk? Dat is voor veel oevers in Nederland een vraagstuk.”
Hoge kademuur
Op een fietstocht door de stad laat hij een voorbeeld zien van een gracht met een hoge, stenen kademuur, met daaronder een dikke rietkraag. “Hier is langs de kant een ondiepte gemaakt waar riet kan groeien; heel eenvoudig en goedkoop, mits het kan met de doorstroming van het water en de scheepvaart.”
Onderaan een kademuur is een ondiepte gemaakt waar riet kan groeien.
Een eind verderop laat hij een ander voorbeeld zien: in een druk bevaren kanaal met een stalen damwand is een extra oever aangelegd. “Er lag een oud sluiseiland in het kanaal dat Rijkswaterstaat wilde verwijderen voor de scheepvaart. Met het zand dat daarbij vrijkwam, hebben we richels aangelegd vóór de kadewand, in een ruime bocht waar de scheepvaart er geen last van heeft. Een mooi voorbeeld van ‘werk met werk maken’. Er is spontaan riet opgekomen waar karekiet en rietzanger in zitten, en in de luwte achter de richels paaien vissen zoals baars en blankvoorn.”
Met restmateriaal is een extra oever aangelegd voor een stalen kadewand.
Beheer
Het is niet alleen de overgang tussen water en land die een oever natuurvriendelijk maakt; ook het beheer van de oever speelt een rol. Timmermans laat een singel zien die aan één kant strak gemaaid is; daar gebeurt weinig. Aan de andere zijde is langs de waterkant een beschoeiing aangebracht; daarachter kan de natuur zijn gang gaan. Er groeit een dichte rietkraag die gefaseerd gemaaid wordt.
“Bij een natuurlijke oever hoort altijd een beheerplan. Als je niet beheert komen er bomen op zoals wilg en els; ook leuk, maar niet iedereen wil het. Als je ruimte hebt kun je gevallen bomen laten liggen; dan krijg je weer een heel andere habitat. En wil je het laag houden dan kun je maaien. Wel in fases: een deel in het ene jaar, het andere deel in het volgende jaar. Ook baggeren maakt deel uit van het beheerplan: ga je baggeren, en waar laat je de bagger? Leg je het op de oever dan krijg je een verrijking die je misschien niet wit, en als je het afvoert moet je rekening houden met de kosten.”
Floatlands
Waar de oever niet natuurvriendelijk gemaakt kan worden, kunnen floatlands een rol spelen: kleine drijvende eilandjes waarop planten groeien en watervogels kunnen nestelen. Vissen vinden beschutting in de wortels onder water. “Hier worden floatlands vaak door vrijwilligers beheerd.” Dat kan ook bij andere werkzaamheden zoals snoeien of het opbossen van riet: “Een goede manier om burgers te betrekken bij de stad.”
Naast floatlands worden ook wel nestvlotjes in het water gelegd: kleine plateautjes waarop watervogels hun nest kunnen bouwen. “Maar die spelen geen rol bij de gradiënt tussen water en land; je gebruikt gewoon open water voor broedgelegenheid; een soort nestkast maar dan anders. En net als bij nestkasten kan het niet overal: er moet niet te veel verstoring zijn, er moet voedsel aanwezig zijn en ratten en vossen moeten er niet kunnen komen.”
Otter en ringslang
Even later voert de fietstocht over een oude zeedijk die deel uitmaakt van een grote ecologische zone, met als doelsoorten onder meer de otter en de ringslang. Op zo’n tien meter van de dijk is met stortstenen een richel aangelegd waarop riet is aangeplant. “Daar zag ik laatst een blauwborst. In de luwte achter de richel paaien vissen, en ook de otter en ringslang worden hier gezien.” Het riet is niet overal aangeslagen, laat Timmermans zien. “Dat is altijd afwachten. Vaak wordt er wel iets ingeplant, ook om het te beschermen tegen wegspoelen. Maar het milieu selecteert; sommige planten redden het niet, die worden weggeconcurreerd door soorten die aanspoelen of aanwaaien. Daar kun je mee spelen, maar dat vraagt wel enige kennis van degene die de oever ontwerpt of inplant.”
Een richel in het water creëert een luwte waarin veel soorten gedijen.
Een oever natuurvriendelijk maken is maatwerk, benadrukt Timmermans, afhankelijk van de functie van het water en de oever, de golfslag, de ondergrond, zoet, zout of brak water… “Inventariseer de oevers in je beheereenheid: wat is de lengte, hoe zien ze eruit en wat wil je ermee doen? Maken ze deel uit van een ecologische structuur, wil je minder verharding, welke doelsoorten wil je stimuleren? Leg dat vast in beleid, in een structuurvisie, zodat het gezag krijgt en niet de hobby wordt van de betreffende ambtenaar.
Meer informatie en inspiratie over natuurvriendelijke oevers is te vinden in verschillende publicaties zoals Programma van Eisen Natuurvriendelijke Oevers (gemeente Amsterdam, 2023), Natuurvriendelijke oevers handreiking (WUR, 2003); Handreiking natuurvriendelijke oevers, (Hoogheemraadschap van Rijnland, 2010); Handreiking natuurvriendelijke oevers, een standplaatsbenadering (Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, 2011); Natuurvriendelijke oevers: belasting en sterkte (Rijkswaterstaat, 2020); het boek ‘Stadsvogels’ (Jip Louwe Kooijmans, 2009).
Tekst: Mariël Verburg, Vogelbescherming Nederland, 5 maart 2025
Beeld: Mariël Verburg, Vogelbescherming Nederland
In Middelburg zijn de kades een toeristische bezienswaardigheid. Ze hebben internationaal naam op het gebied van bijzondere muurplanten. Maar hoe restaureer je zo'n historische muur en tegelijkertijd klein ecosysteem?
In Breda wordt een ooit gedempte rivier teruggebracht in de stad, met natuurinclusieve kades. “We hebben een robuust systeem ontwikkeld waarin de natuur zijn eigen weg kan vinden.”
Nederland heeft duizenden kilometers kademuur. Volop kansen om biodiversiteit in de stad te vergroten, de waterkwaliteit te verbeteren en de stad leefbaarder te maken. Zoals in Utrecht, waar kades natuurinclusief worden gemaakt met een ‘EcoWal’.
Met de juiste keuzes voor plantensoorten en beheer van het openbaar groen in de stad, kunnen we de biodiversiteit verbeteren, vertelt natuurtechnisch adviseur Gert-Jan Koopman van Natuurpro. Het betaalt zich op vele manieren terug.