Alle planten en dieren hebben een specifiek leefgebied. Als de omgeving niet of onvoldoende aansluit bij specifieke primaire levensbehoeftes, dan zullen bepaalde soorten niet in dat gebied aanwezig zijn. Of een projectlocatie kan dienen als leefgebied voor lokale soorten, is afhankelijk van de bodemgesteldheid en de grondsoort, het voedselaanbod, de aanwezigheid van voldoende voortplantingsplaatsen en andere functionele plekken, waar dieren en insecten kunnen schuilen.
Of het nu gaat om beschermde of niet beschermde soorten, de inspanningen zullen er op gericht moeten zijn om het lokale ecosysteem en de bijbehorende voedselketen sluitend te krijgen. Het totale plaatje moet compleet zijn, waarbij soortspecifieke maatregelen goed moeten aansluiten op de omgeving. Bij de inrichting van de openbare ruimte moeten daarom ook vooral inheemse planten en struiken worden geplant, Deze worden immers vooral gebruikt door lokale soorten. Een voorbeeld: deze inheemse soorten gaan ook langer mee.
Het verdient aanbeveling hier een ecoloog bij te betrekken. Deze kan het beste inschatten welke maatregelen bijdragen aan de instandhouding van lokale soorten.
Tip: Het klinkt ingewikkelder dan het is. Kijk om je heen: welke bomen en planten groeien spontaan in deze omgeving? Gebruik deze bij de inrichting van de omgeving.
Vaste planten geven het jaar rond een groene aanblik en kunnen makkelijk worden ingezet om de straat, wijk, buurt of stad natuurinclusief te maken.
Bermbeheer met verschillende inheemse planten en struiken, draagt bij aan een grotere biodiversiteit in de bebouwde kom, is goed voor vogels én ziet er mooi uit.
Bomen dragen bij aan een gezonde, prettige leefomgeving. Een overzicht van de verschillende soorten en hun eigenschappen.
Bomen zijn een essentieel onderdeel van het stedelijke ecosysteem. Voor vogels zijn ze bovendien van levensbelang, omdat ze voedsel, veiligheid en voortplantingsplekken bieden.