Wanneer kies je voor wilde planten en wanneer voor cultivars?
“Je zoekt altijd naar de balans tussen de eisen van de natuur en de eisen van de mens. Kijk eerst welke wilde, inheemse soorten voldoen. Een soort die zich thuis voelt bij de grondsoort, de hoeveelheid water en licht, zodat hij gezond oud kan worden. Kijk ook of de soort voldoet aan eisen zoals schaduw geven of biodiversiteit stimuleren. En aan de praktische voorwaarden: is hij goed verkrijgbaar, is de prijs goed, is hij te beheren binnen het budget, moet hij tegen strooizout kunnen, en tegen luchtvervuiling, is hij allergeen? Als dat met wilde inheemse soorten niet lukt – bijvoorbeeld omdat ze te groot worden, te veel zaaien of allergieën veroorzaken – ga je kijken naar cultivars van inheemse soorten. Een laanboom mag bijvoorbeeld niet te laag vertakken en niet te snel ziek worden. In zo’n geval kun je een cultivar of een mengsel van cultivars nemen.”
“Red je het niet met (cultivars van) inheemse soorten, zoek dan binnen de verwante soorten en cultivars daarvan. Dat zijn familieleden van inheemse soorten. Als die ook niet geschikt zijn neem dan exotische planten. Vooral in binnensteden stellen wij zo veel eisen en zijn de groeiomstandigheden zo afwijkend dat daar soms alleen exotische soorten aan voldoen. Kies dan liefst soorten met bloemen voor insecten of bessen voor vogels, zoals de Callicarpa (schoonvrucht); de bessen daarvan worden ook door stadsvogels hier goed gegeten.”
“We hebben in Nederland een grote boomkwekerijsector dus er is keuze genoeg. En sinds kort hebben we bomentabel.nl: op deze website vind je informatie over het effect van boomsoorten op het klimaat en de biodiversiteit, en wat ze doen voor ons als mens. In de bomentabel staan ook cultivars. Juist van cultivars zijn eigenschappen als kroonvorm, grootte, bloemvorm en resistentie goed bekend.”
Hebben cultivars ook voordelen voor de biodiversiteit?
“De vuistregel is: voor de biodiversiteit is wild beter dan gekweekt en inheems beter dan exotisch. Maar als je meer in detail kijkt, kunnen ook cultivars een waardevolle bijdrage leveren aan de biodiversiteit in de stad. Bij het kweken van bomen wordt bijvoorbeeld vaak geselecteerd op de vorm van de kroon. Zo is er een gecultiveerde variant van de zomereik met een slanke, opgaande kroon. Dat kan een uitkomst zijn in een smalle straat waar een zaailing zomereik te groot zou worden. Voor dieren smaakt en ruikt de cultivar hetzelfde als andere zomereiken, en hij is voor dezelfde beestjes geschikt als waardplant.”
“Er zijn ook cultivars die langer of vaker bloeien, of extra rijk bloeien en vrucht dragen. Dat zijn eigenschappen die mensen fijn vinden en die voor dieren niet nadelig zijn: die willen ook graag veel voedselbronnen in de buurt. Een andere eigenschap waarop wordt geselecteerd bij sierplanten, is compactheid. De gecultiveerde plant is dan kleiner dan de wilde en kan dus minder bloemen, blaadjes en vruchten hebben. Maar als je daardoor vijf planten van verschillende soorten kunt neerzetten in plaats van één soort, is het totale volume aan groen hetzelfde en heb je een langere bloeiboog, zodat insecten het hele jaar door iets te eten hebben.”
Dieren maken ook gebruik van cultivars, als de eigenschappen goed zijn. Deze sierappeltjes hebben voor de merel een goede kleur en grootte.
“En plantenveredelaars ontwikkelen planten die resistent zijn tegen schimmels, een eigenschap die ook in natuurlijke populaties voorkomt. Als de plant niet ziek wordt van een schimmel, hoeft de kweker daar niet tegen te spuiten. Hoe meer van deze gezonde rassen we gebruiken, hoe minder er gespoten hoeft te worden. Je kunt planten daardoor ook gemakkelijker biologisch telen. Dat is fijn, want daarin is nu de keuze nog niet zo groot en veel afnemers vinden biologisch te duur.”
Wat zijn de nadelen of risico’s van cultivars?
“De meest bekende eigenschap die nadelig is voor biodiversiteit, is als de plant gevulde bloemen heeft. Een wilde roos bijvoorbeeld heeft altijd maar vijf bloemblaadjes, maar bij gecultiveerde varianten kan de hele bloem uit bloemblaadjes bestaan; er zitten geen meeldraden meer in. Zo’n gevulde roos is voor insecten niet interessant: ze kunnen niet in de bloem komen door al die blaadjes, en er zit geen stuifmeel meer in. Als je kiest voor een cultivar, moet je voor insecten dus niet de volledig gevulde bloem kiezen, maar eentje met dezelfde vorm als de wilde plant. Of een half gevulde: die heeft wel meer bloemblaadjes maar heeft nog een hart met meeldraden.”
“Bij bomen en heesters zijn er cultivars zonder doorns, maar voor vogels zijn die minder veilig; doorns geven een extra beveiliging voor het nest. Kies voor vogels en insecten ook zo veel mogelijk de natuurlijke kleur van de bloemen en vruchten; andere kleuren worden over het algemeen minder makkelijk herkend als voedselbron.”
“En gebruik geen cultivars als variatie belangrijk is, zoals in een natuurgebied: alle planten van een cultivar zijn genetisch namelijk precies hetzelfde. Gebruik in dat geval liefst jonge bomen en struikjes die opgekweekt zijn uit zaad. Als dat in de streek geoogst is, komt het zo goed mogelijk overeen met de aanwezige planten.”
Kunnen cultivars ook bijdragen aan klimaatbestendigheid?
“Of een plant goed tegen natte of droge periodes kan hangt vooral af van de soort, niet van welke cultivar het is. We hebben bijvoorbeeld ook inheemse klimaatbestendige soorten. Die groeien op plekken die van nature nat zijn maar ze hebben ook geen moeite met droge zomers, zoals gele lis en kattenstaart; die kunnen ook in een wadi in de stad staan. Voor droge, hete plekken zoals een versteend marktplein, kun je ook kijken naar bomen uit het Middellandse Zeegebied die verwant zijn aan inheemse bomen, zoals de Zuid-Europese zilverlinde die familie is van onze zomerlinde. Planten die nauw verwant zijn aan onze wilde soorten worden door dieren beter bezocht dan niet-verwante exoten. Maar ook van exotische bomen kunnen dieren nog gebruik maken; zelfs als ze de boom niet lusten, kunnen vogels er een nest in maken en zorgt hij voor koelte, vocht en schaduw voor insecten. Elke boom is stukken beter dan asfalt.”
Tekst: Mariël Verburg, Vogelbescherming Nederland, 30 januari 2025
Beeld: Actifolia
Is herstel van biodiversiteit een doel van je project? Dan gaat dat sneller als je autochtone planten aanplant. “Autochtone planten sluiten perfect aan bij ons ecosysteem.”, legt ecoloog en kweker Jojanneke Bijkerk uit.
Bomen zijn van groot belang voor de leefbaarheid in de stad; ze kunnen fijnstof en andere verontreiniging uit de lucht filteren. Wie dat filter optimaal wil laten werken, moet het stedelijk groen wel met beleid aanplanten.
Het gaat slecht met veel van onze stadsvogels, ze nemen al decennia in aantal af. Uit een nieuwe analyse blijkt wat de belangrijkste knelpunten zijn en welke maatregelen we kunnen nemen om daar wat aan te doen.
Amsterdamse ‘bomencamping’ zorgt voor win-win tijdens werkzaamheden in de stad. Boomspecialisten van de gemeente proberen op die manier zo veel mogelijk van de -soms monumentale- bomen op de kades te behouden.