Duisternis wordt steeds schaarser in Nederland, weet Spoelstra, die voor het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) al jaren onderzoek doet naar lichtvervuiling. Licht komt onder meer van lantaarnpalen, sportvelden en kassen. “De hoeveelheid nachtelijk licht neemt jaarlijks met meerdere procenten toe. Elk jaar tussen de 2% en 10% erbij, afhankelijk van hoe je het meet.”
Lichtvervuiling is schadelijk
Lichtvervuiling geeft op vele manieren problemen voor dieren die ’s nachts actief zijn, legt Spoelstra uit. “De duisternis geeft hen bescherming. Bij verlichting valt die bescherming weg. Insecten bijvoorbeeld die ’s nachts vliegen, worden aangetrokken door verlichting. Zij horen tot de soorten die het meest achteruit gaan. Dat is een probleem voor die populaties, maar op den duur ook voor vogels en vleermuizen die afhankelijk zijn van insecten.” Andere dieren mijden het licht, zoals bosmuizen: “Die zijn in een straal van tientallen meters rond lantaarnpalen niet actief. Dat gebied valt dus ook weg als jaaggebied voor uilen. Ook vleermuizen verliezen leefgebied; zij hebben bescherming van de duisternis nodig.”
Dieren die juist overdag actief zijn, ondervinden ook schade door lichtvervuiling: het verstoort hun slaapritme. “Koolmezen worden rusteloos, ze blijven de hele nacht bewegen. Roodborsten zitten bij lantaarnpalen soms midden in de nacht te zingen. Indirect kan dat schadelijk zijn want deze vogels krijgen misschien minder nakomelingen. Zo kunnen soorten die het al moeilijk hebben, net over het randje heen geduwd worden door licht.”
Veel dodelijker is de desoriëntatie die licht teweeg kan brengen bij trekvogels. “Die worden aangetrokken door verlichting van boorplatforms, schepen of eilanden. Tienduizenden vogels kunnen daardoor sterven. In Amerika is dat ook bekend bij de 9/11 memorial lights: die lampen schijnen precies langs een trekroute. Die moeten soms uit, anders raken honderdduizenden vogels de weg kwijt.”
Zo voorkom je lichtvervuiling
Welke maatregelen kunnen beleidsmakers nemen om lichtvervuiling tegen te gaan? Spoelstra noemt er vier:
Spoelstra waarschuwt voor het plaatsen van vleermuisvriendelijke verlichting bij verblijfplaatsen van vleermuizen: “Vleermuizen zien dit licht vaak niet en gaan zich mogelijk normaal gedragen. Ze wanen zich dus veilig maar zijn dat niet: roofdieren als marters of uilen kunnen ze dan betrekkelijk makkelijk pakken. Plaats dus bij een vleermuisverblijf liever geen verlichting.” Overigens is het verlichten van een vleermuiskolonie ook bij wet verboden: “Volgens de natuurwetgeving mag je habitatrichtlijnsoorten niet dusdanig verstoren dat de kans bestaat dat populaties er last van hebben.”
Meer weten over het voorkomen van lichtvervuiling?
Eurobats heeft een uitgebreide ‘Guidelines’ publicatie over vleermuizen en verlichting
De Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde heeft een expertgroep lichthinder (waar Kamiel Spoelstra deel van uitmaakt) en publiceert richtlijnen om lichthinder te voorkomen.
Op Lichtopnatuur.org zijn wetenschappelijke publicaties over lichtvervuiling te vinden.
Tekst: Mariël Verburg, Vogelbescherming Nederland, 8 mei 2024
Beeld: Kamiel Spoelstra, NIOO-KNAW
Met natuurinclusieve verlichting kan veiligheid voor mensen samengaan met het versterken van onze nachtelijke natuur.
Wat is vogelvriendelijke beplanting en hoe houden we daar rekening mee bij de inrichting en het beheer van de openbare ruimte? Samen met Stichting Steenbreek en Natuurpro organiseert Vogelbescherming op 2 juli een online expertmeeting over dit onderwerp.
Grote ramen en glazen gevels zijn prettig voor mensen, maar kunnen een risico vormen voor vogels. Door slim met glas te ontwerpen kunnen raamslachtoffers voorkomen worden.
In 2030 wil Breda een ‘stad in een park’ zijn, met voor elke inwoner groen binnen handbereik. Inmiddels is de gemeente zo’n vier jaar onderweg om die ambitie waar te maken. Hoe gaat het met de groene plannen? Stadsecoloog Rombout van Eekelen vertelt.